controleren
beleidsvorming
Wat moet een plan van aanpak voor informatie geven aan de raad?
Wat heeft de raad nodig in de fase waarin het beleid wordt uitgewerkt?
Wat heeft de raad nodig om budgetten en doelen te bewaken en bij te sturen
Tips voor de raad bij de vaststelling
Bereikt resultaat aan de hand van indicatoren
Conclusies
Evalueer met de samenleving
Onderteken wat je waar kan maken
Benut het moment van implementatie in de Omgevingswetinstrumenten
Maak afspraken over monitoring
Check op draagbaarheid voor de samenleving
Zorg voor een helder en toegankelijk eindproduct
De nulsituatie
Weergave van “wat moet” en “wat kan”
Inzet van alle middelen
Lusten en lasten in beeld
De nulsituatie
Lusten en lasten in beeld
Weergave van “wat moet” en “wat kan”
Wat de samenleving nodig heeft
Uitleg doelen, reikwijdte en begrippen
Planning van inbreng en rol van de raad
Informatie over haalbaarheid en indicatoren
Informatie over de context
Participatieplan
de samenleving
In de uitvoeringsfase is het goed om ook de samenleving te betrekken. Sluit het beleid goed aan bij de behoeften uit de samenleving en is vooraf een goede inschatting gemaakt over de draagbaarheid van nieuwe ontwikkelingen?
Aan de hand van de monitoring worden conclusies getrokken en wordt bepaald of bijsturing nodig is. Dit kan op de inhoud van het beleid, op het proces of op het verbeteren van de omstandigheden voor de samenwerkingspartners om hun aandeel in de afspraken na te komen. Zijn er nieuwe ontwikkelingen die koerswijzigingen/aanvullingen op het beleid noodzakelijk maken? Dan is ook dat een belangrijk element voor eventuele bijsturing.
van indicatoren
Door dwingende kaders vanuit Europa en het Rijk ligt de nadruk meer dan voorheen op het daadwerkelijk waarmaken van het doel. Realisme is belangrijk. Als er binnen een gemeente ambities zijn die verder reiken dan dat wat vanuit het Rijk verplicht is, benoem deze dan expliciet als wensbeelden. En onderteken alleen dat wat je waar kan maken. Ook in situaties waar er samenwerking is in een regio kan je als gemeenteraad of fractie een vuist maken. Bijvoorbeeld door samen op te trekken met andere fracties of gemeenteraden.
In de uitvoeringsfase is een regelmatige terugkoppeling van minimaal eens per jaar wenselijk om na te gaan of de vastgestelde doelen ook daadwerkelijk worden gehaald. Een voor de hand liggende manier van monitoring is via de Planning en Control documenten waarmee de gemeenteraad vertrouwd is.
Primaire vraag is wat er bereikt is ten opzichte van de gestelde doelen. Daarnaast is het belangrijk wat daarin het aandeel van de gemeente is en wat bij eventuele samenwerkingspartners ligt. Mochten samenwerkingspartners niet voldoen aan de afspraken, wat zijn daarvan dan de oorzaken. Bij evaluatie hoort ook de effectiviteit van bestedingen; wat is uitgegeven en wat was het effect van de bestede euro’s/menskracht?
voor de samenleving
Bij vaststelling gaat de gemeenteraad na hoe de inbreng vanuit de samenleving is benut. Ook stelt zij zich de vraag of uitvoering van het beleid de samenleving helpt om haar bijdrage te leveren aan de energietransitie en of het uit te voeren beleid qua effecten voldoende draagbaar is. Mochten hier wezenlijke twijfels over bestaan dan heeft de raad de mogelijkheid om amendementen of moties uit te brengen en/of om aanvullend eigen onderzoek te verrichten.
toegankelijk eindproduct
Door een helder en toegankelijk eindproduct informeer je bewoners. Zij kunnen teruglezen wat er met hun inbreng is gebeurd. En ze lezen welke initiatieven op het gebied van hernieuwbare energie welkom zijn.
Kijk voor een voorbeeld naar de energievisie ADL voor Appingedam, Delfzijl en Loppersum.
http://www.energievisieadl.nl/
De Omgevingswet kent tevens het instrument Programma. Het Programma onder de Omgevingswet is bedoeld om ambities voor omgevingswaarden op een programmatische manier aan te pakken. Dit wil zeggen dat een nulmeting plaatsvindt, dat een doel wordt geformuleerd, een planning wordt gemaakt en wordt voorzien in monitoring. Als een gemeente niet voldoet aan een wettelijk bepaalde milieunorm, dan geldt een verplichting om een Programma op te stellen. Als een gemeente zelf een bepaalde ambitie heeft kan zij ook een vrijwillig Programma opstellen. Het Programma is de verantwoordelijkheid van het College van Burgemeester en Wethouders. Door monitoring verplicht B&W zich om verantwoording af te leggen over de manier waarop de programmatische doelen worden gehaald.
De energietransitie is een van de onderwerpen waarvoor gemeenten desgewenst een formeel programma kunnen opstellen.
monitoring
Bij vaststelling van beleidsstukken in de energietransitie hoort de planning van de monitoring een vast onderdeel te zijn. Alleen dan wordt het bereiken van de vastgelegde doelen ook daadwerkelijk controleerbaar en ontstaan mogelijkheden om zo nodig bij te sturen. Als er wordt gekozen voor een Programma onder de Omgevingswet, dan is monitoring vanuit deze wet verplicht .
Voor de doorvertaling van de RES is in de eerste plaats de Omgevingsvisie van belang. Dit is een visie op hoofdlijnen. Gemeenten zijn verplicht een Omgevingsvisie op te stellen. Het streefjaar voor vaststelling van de Omgevingsvisie is 2024. Bij vaststelling kan de gemeenteraad bepalen hoe de implementatie gebeurt (met welk tempo bijvoorbeeld en in welke volgorde). De Omgevingsvisie kan op de momenten dat de gemeenteraad dat wil worden aangepast/geactualiseerd worden. Ook de RES kent een regelmatige actualisering namelijk eens per twee jaar.
Het Omgevingsplan is de vervanger van het bestemmingsplan. De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente een Omgevingsplan vast. Dit moet voor 1 januari 2029 gebeuren. De reikwijdte van een Omgevingsplan strekt verder dan die van het bestemmingsplan. Het Omgevingsplan is gericht op de fysieke leefomgeving en omvat ook (delen van) verordeningen. Het afschaffen van regels of het toevoegen van regels met het oog op de energietransitie is goed mogelijk. Een van de doelen van de Omgevingswet is namelijk het tegengaan van klimaatverandering.
De Omgevingswet kent tevens het instrument Programma. Het Programma onder de Omgevingswet is bedoeld om ambities voor omgevingswaarden op een programmatische manier aan te pakken. Dit wil zeggen dat een nulmeting plaatsvindt, dat een doel wordt geformuleerd, een planning wordt gemaakt en wordt voorzien in monitoring. Als een gemeente niet voldoet aan een wettelijk bepaalde milieunorm, dan geldt een verplichting om een Programma op te stellen. Als een gemeente zelf een bepaalde ambitie heeft kan zij ook een vrijwillig Programma opstellen. Het Programma is de verantwoordelijkheid van het College van Burgemeester en Wethouders. Door monitoring verplicht B&W zich om verantwoording af te leggen over de manier waarop de programmatische doelen worden gehaald.
De energietransitie is een van de onderwerpen waarvoor gemeenten desgewenst een formeel programma kunnen opstellen.
Categorieën van
vergunningaanvragen
De Omgevingswet kent het principe van vergunningaanvragen voor een Omgevingsplan Activiteit (OPA). Dit is een activiteit die effect heeft op de fysieke leefomgeving. In het Omgevingsplan wordt bepaald voor welke activiteiten een vergunning nodig is. Dit wordt de binnenplanse OPA genoemd. Voor vergunningaanvragen die niet in het Omgevingsplan passen wordt het begrip buitenplanse OPA gebruikt. De gemeenteraad speelt in principe geen rol bij buitenplanse vergunningaanvragen. Deze zijn onder de Omgevingswet automatisch gedelegeerd aan Burgemeester en Wethouders. Alleen voor zover de gemeenteraad vooraf categorieën aanwijst waarover zij wil adviseren, speelt de gemeenteraad wel een rol. In die gevallen is het advies van de gemeenteraad bindend. Delegatie levert het voordeel van slagkracht. Aanwijzen van categorieën kan door de gemeenteraad worden ingezet als de gemeenteraad deze gevallen als buitengewoon gevoelig beoordeeld.
implementatie in de
Omgevingswetinstrumenten
Het is verplicht om de Regionale Energie Strategie (RES) door te vertalen in de instrumenten van de Omgevingswet. De inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt verwacht in de periode 2021/2022. De raad gaat over de manier waarop de RES in de Omgevingswetinstrumentarium wordt vertaald. Kijk hier voor tips over;
- Implementatie in de Omgevingsvisie
- Benutten van het Omgevingsplan
- Benutten van het instrument Programma
- Aanwijzen van categorieën van vergunningaanvragen waarover de raad een (bindend) advies uitbrengt
kan maken
Door dwingende kaders vanuit Europa en het Rijk ligt de nadruk meer dan voorheen op het daadwerkelijk waarmaken van het doel. Realisme is belangrijk. Als er binnen een gemeente ambities zijn die verder reiken dan dat wat vanuit het Rijk verplicht is, benoem deze dan expliciet als wensbeelden. En onderteken alleen dat wat je waar kan maken. Ook in situaties waar er samenwerking is in een regio kan je als gemeenteraad of fractie een vuist maken. Bijvoorbeeld door samen op te trekken met andere fracties of gemeenteraden.
Zie ook de onderstaande link voor meer informatie over interbestuurlijke samenwerking. https://www.overheidvannu.nl/documenten/afbeeldingen/2020/06/02/infographic-lessen-over-interbestuurlijk-samenwerken
Hierbij horen subsidies en hulp bij voorfinancieringen. Deze middelen kan je strategisch inzetten. Bijvoorbeeld door vooral of als eerste de besparing van energie te stimuleren. En door het ondersteunen van duurzaamheidsinitiatieven die als katalysator kunnen werken.
nodig heeft
Omdat het grootste deel van de energietransitie niet door de gemeente wordt uitgevoerd is het belangrijk om te vragen wat de samenleving nodig heeft om te verduurzamen. Een bekend probleem is bijvoorbeeld dat een dorp met een plan voor een dorpsturbine of zonneveld moet investeren voordat er opbrengsten zijn. Dat er een ruimtelijke procedure nodig is, voordat subsidie kan worden verkregen (zie hulp bij financiële haalbaarheid). Of dat dorpen en wijken achter het net vissen bij het verkrijgen van SDE subsidies omdat de commerciële partijen sneller en professioneler kunnen werken (zie social return) .
Breng de lasten/invloed en consequenties zo helder mogelijk in beeld. Bijvoorbeeld met simulaties, met een excursie waar je het geluid en/of de slagschaduw van een turbine echt kan ervaren. Maar vergeet ook niet de lusten te benoemen.
en “wat kan”
“Wat moet” is dat wat op basis van wettelijke verplichting of gemaakte afspraken niet ter discussie staat. “Wat kan” zijn de doelen die de gemeente zichzelf stelt. Het is zaak om dat wat moet en kan zo te laten zien dat het begrijpelijk wordt. Dit is het vertalen van een ambitie naar een scenario en het concretiseren en vertalen daarvan. Denk bijvoorbeeld aan het terugrekenen van een opgave naar een overzienbare termijn en aan het visueel maken van een opgave.
De klimaatmonitor is op dit moment een veel gebruikte bron om informatie te verkrijgen over energieverbruik, de verdeling daarvan over verschillende doelen, het aandeel hernieuwbare energie en de CO2-uitstoot. Een probleem dat wordt ervaren is dat kleinere projecten zoals zonne-energie op individuele daken niet worden geregistreerd. Ook is de datering van de gegevens van de Klimaatmonitor (2016/2017) niet heel up tot date. Raadsleden en hun gemeenten kunnen aandringen bij het Rijk om deze landelijke voorziening te verbeteren. Belangrijk daarbij is dat netbeheerders gegevens mogen en kunnen aanleveren over decentrale opwekking van hernieuwbare energie. Zie ook https://klimaatmonitor.databank.nl/dashboard/
Planvorming begint met het in beeld brengen van de nulsituatie. Dit kan met de Klimaatmonitor, gecorrigeerd op de projecten die nog niet in deze monitor zijn opgenomen.
Breng de lasten/invloed en consequenties zo helder mogelijk in beeld. Bijvoorbeeld met simulaties, met een excursie waar je het geluid en/of de slagschaduw van een turbine echt kan ervaren. Maar vergeet ook niet de lusten te benoemen.
Meer informatie hierover is ook te vinden in het rapport van de Noordelijke Rekenkamer.
https://www.noordelijkerekenkamer.nl/onderzoek/actuele-rapporten/221-verdeling-onder-hoogspanning
Hieronder valt informatie-voorzieningen, werken aan bewustwording, bieden van kennis, etaleren van goede voorbeelden, het coachen en begeleiden van initiatiefnemers en het ondersteunen en stimuleren van scholing (bijvoorbeeld voor de bouw- en installatiebranche).
Hierbij horen subsidies en hulp bij voorfinancieringen. Deze middelen kan je strategisch inzetten. Bijvoorbeeld door vooral of als eerste de besparing van energie te stimuleren. En door het ondersteunen van duurzaamheidsinitiatieven die als katalysator kunnen werken.
Samenwerking met partners zoals de Woningcorporaties of bedrijvenverenigingen.
Dereguleren
Je kan duurzaamheidsinitiatieven onder voorwaarden vergunningvrij maken. In dat geval zijn ze legesvrij en snel te realiseren. (zie voorbeeld www.planvoordezon.nl)
Regels stellen
Je kan door regels zorgen dat nieuwe situaties zo duurzaam mogelijk worden gerealiseerd (bijvoorbeeld het opleggen van een verplichting om daken van gebouwen meervoudig te kunnen gebruiken (voor zon, vegetatie)).
Handhaven
Bedrijven moeten op basis van de wet al veel doen. Voor veel inrichtingen die vallen onder het Activiteitenbesluit zijn duurzaamheidsmaatregelendie zich binnen vijf jaar terugbetalen verplicht om uit te voeren. Je kan in overleg met bedrijven aandringen op het voldoen aan deze eisen. Zo nodig is handhaving mogelijk.
Geef sturing in de warmtevisie. Betrek transport en mobiliteit bij locatiekeuzes voor bedrijven, voorzieningen en woningen. Benut het inkoopbeleid en concessies voor het open vervoer voor het verduurzamen hiervan.
De opgave in het kader van de energietransitie is erg groot. Om die reden zet je in op een breed scala aan middelen:
Informeren en begeleiden
Hulp bij financiële haalbaarheid
Samenwerking
Regelgeving
Sturing
“wat kan”
“Wat moet” is dat wat op basis van wettelijke verplichting of gemaakte afspraken niet ter discussie staat. “Wat kan” zijn de doelen die de gemeente zichzelf stelt. Het is zaak om dat wat moet en kan zo te laten zien dat het begrijpelijk wordt. Dit is het vertalen van een ambitie naar een scenario en het concretiseren en vertalen daarvan. Denk bijvoorbeeld aan het terugrekenen van een opgave naar een overzienbare termijn en aan het visueel maken van een opgave.
De klimaatmonitor is op dit moment een veel gebruikte bron om informatie te verkrijgen over energieverbruik, de verdeling daarvan over verschillende doelen, het aandeel hernieuwbare energie en de CO2-uitstoot. Een probleem dat wordt ervaren is dat kleinere projecten zoals zonne-energie op individuele daken niet worden geregistreerd. Ook is de datering van de gegevens van de Klimaatmonitor (2016/2017) niet heel up tot date. Raadsleden en hun gemeenten kunnen aandringen bij het Rijk om deze landelijke voorziening te verbeteren. Belangrijk daarbij is dat netbeheerders gegevens mogen en kunnen aanleveren over decentrale opwekking van hernieuwbare energie. Zie ook https://klimaatmonitor.databank.nl/dashboard/
Planvorming begint met het in beeld brengen van de nulsituatie. Dit kan met de Klimaatmonitor, gecorrigeerd op de projecten die nog niet in deze monitor zijn opgenomen.
Beleidsvorming over de energietransitie raakt inwoners, ondernemers, partners en/of medewerkers van een gemeente. De daadwerkelijke uitvoering hangt voor een groot deel van deze partijen af. Daarom is het van groot belang om de samenleving mee te laten denken en praten. Er moet een participatieplan zijn waarin wordt aangegeven hoe dat wordt gedaan.
De beleidsvorming voor de energietransitie vindt op verschillende niveaus plaats. Veel van het huidige Nederlandse beleid is vervolg op ouder beleid en eerdere afspraken die in de EU werden gemaakt.
Lees meer...
De klimaatmonitor is op dit moment een veel gebruikte bron om informatie te verkrijgen over energieverbruik, de verdeling daarvan over verschillende doelen, het aandeel hernieuwbare energie en de CO2-uitstoot. Een probleem dat wordt ervaren is dat kleinere projecten zoals zonne-energie op individuele daken niet worden geregistreerd. Ook is de datering van de gegevens van de Klimaatmonitor (2016/2017) niet heel up tot date. Raadsleden en hun gemeenten kunnen aandringen bij het Rijk om deze landelijke voorziening te verbeteren. Belangrijk daarbij is dat netbeheerders gegevens mogen en kunnen aanleveren over decentrale opwekking van hernieuwbare energie. Zie ook https://klimaatmonitor.databank.nl/dashboard/
en indicatoren
Als er doelen worden gesteld is het belangrijk dat deze voldoende realistisch zijn. Door dwingende kaders vanuit Europa en het Rijk ligt de nadruk meer dan voorheen op het daadwerkelijk waarmaken van het doel. Het onderzoek naar haalbaarheid moet in de startfase minimaal zijn geagendeerd. Voor de vaststelling moet hier duidelijkheid over zijn. Om de haalbaarheid aan te kunnen tonen moeten er indicatoren worden benoemd. De indicatoren zijn de graadmeters waaraan kan worden afgelezen of het doel wordt gehaald. Indicatoren moeten meetbaar en meerjarig beschikbaar zijn. Een voorbeeld is de Klimaatmonitor.
De rol van de raad wordt per fase weergegeven en uitgezet in de tijd. In principe is de raad bij alle fasen (startfase, planvormingsfase, vaststellingsfase en uitvoeringsfase) betrokken, maar wel in verschillende rollen. Bij de startnotitie of het plan van aanpak stelt de gemeenteraad de kaders vast. Bij de planvormingsfase vormt de raad zich een beeld van de inhoud en de inbreng vanuit de samenleving. Bij de vaststellingsfase besluit de raad over het beleid om in de uitvoeringsfase de vinger aan de pols te houden bij de uitwerking van het beleid, de monitoring en evaluatie. Klik hier voor een voorbeeld van de betrokkenheid van de raad bij de totstandkoming van de RES.
Het is belangrijk om goed af te spreken wat met begrippen wordt bedoeld. Hierna worden twee voorbeelden gegeven van eenvoudige begripsverklaringen voor energieneutraal en CO2-neutraal of Klimaatneutraal:
Energieneutraal betekent dat het energiegebruik binnen een project of in een gebied gelijk is aan de hoeveelheid duurzame energie die binnen de projectgrens (of het gebied) wordt opgewekt of die op basis van externe maatregelen aan het project (of het gebied) mag worden toegerekend.
CO2-neutraal of klimaatneutraal:
Een gebied is CO2-neutraal (ook wel: klimaatneutraal) als er op jaarbasis géén netto uitstoot van broeikasgassen nodig is voor de activiteiten in het gebied. Dit betekent dat de broeikasgasemissie gelijk is aan de hoeveelheid broeikasgassen die binnen het gebied wordt vastgelegd, opgeslagen of gecompenseerd en die aan het gebied worden toegerekend.
Ervan uitgaande dat bij duurzame energie geen broeikasgassen worden uitgestoten, mag worden gesteld dat een energieneutraal gebied ook klimaatneutraal is.
en begrippen
Het doel van het beleid wordt toegelicht. Begrippen die daarbij worden gebruikt zoals energieneutraal of CO2-neutraal worden voorzien van definities. Bij voorkeur sluiten begrippen en definities aan bij de begrippen die in de regio of in rijksverband worden toegepast. De reikwijdte van het te vormen beleid wordt weergegeven. Dat wil zeggen op welk gebied is het beleid van toepassing. En daarnaast welke vormen van energieverbruik of opwekking het betreft.
Veel van het Nederlandse beleid dat werd ontwikkeld voor de energietransitie reageert op de afspraken die in de EU werden gemaakt. Een deel van het EU beleid is vastgelegd in Richtlijnen (in het Engels: directives). Deze directives beschrijven doelen die gehaald moeten worden binnen een vastgestelde termijn. Hoe de doelen gehaald worden is aan de landen zelf, maar het niet halen van de doelen geldt als een overtreding die bestraft kan worden.
In 2009 werd Renewable Energy Directive (RED) vastgesteld na jaren voorbereiding. Het hoofddoel was: 20% hernieuwbare energie in 2020 voor de EU als geheel. Elk land kreeg een vastgesteld en aanvaardbaar aandeel daarin. Bijvoorbeeld Zweden moest 50% halen in 2020, Nederland tekende voor 14% als doel. Ook was er een energiereductie en een CO2-emissiereductie doel.
Nederland vertaalde dit in eigen beleid. In 2007 kwam de regering met het Werkprogramma: Schoon en Zuinig. Daarin werd gesproken over 20% hernieuwbare energie en zelfs 30% werd als doel genoemd. Lagere overheden en bedrijven sloten convenanten waarmee ze zich verbonden aan Schoon en Zuinig; veel partijen, waaronder gemeenten, legden nog hogere ambities vast.
Een uitwerking van Klimaatakkoord is de totstandkoming van Regionale Energiestrategieën. Nederland werd verdeeld in 30 RES regio’s, Fryslân is één van de 30 regio’s.
Een eerste RES opgave is: 35 TWh duurzame elektriciteitsopwekking op land. De RES regio’s wordt gevraagd een bod voor te bereiden en een aandeel in deze opgave te realiseren. De RES gaat uit van grootschalige opwekking van hernieuwbare energie in de vorm van grootschalig zon en wind op land. Er is op voorhand geen verdeelsleutel voor de spreiding over de regio’s gemaakt. Zie ook:
Veel van het Nederlandse beleid dat werd ontwikkeld voor de energietransitie reageert op de afspraken die in de EU werden gemaakt. Een deel van het EU beleid is vastgelegd in Richtlijnen (in het Engels: directives). Deze directives beschrijven doelen die gehaald moeten worden binnen een vastgestelde termijn. Hoe de doelen gehaald worden is aan de landen zelf, maar het niet halen van de doelen geldt als een overtreding die bestraft kan worden.
In 2009 werd Renewable Energy Directive (RED) vastgesteld na jaren voorbereiding. Het hoofddoel was: 20% hernieuwbare energie in 2020 voor de EU als geheel. Elk land kreeg een vastgesteld en aanvaardbaar aandeel daarin. Bijvoorbeeld Zweden moest 50% halen in 2020, Nederland tekende voor 14% als doel. Ook was er een energiereductie en een CO2-emissiereductie doel.
Nederland vertaalde dit in eigen beleid. In 2007 kwam de regering met het Werkprogramma: Schoon en Zuinig. Daarin werd gesproken over 20% hernieuwbare energie en zelfs 30% werd als doel genoemd. Lagere overheden en bedrijven sloten convenanten waarmee ze zich verbonden aan Schoon en Zuinig; veel partijen, waaronder gemeenten, legden nog hogere ambities vast.
In reactie op de Klimaatconferentie in Parijs (2017) werd een Klimaatakkoord opgesteld door de overheid en een breed samengestelde groep organisaties. Ook daarin werden doelen vastgesteld, de ondertekenende partijen (waaronder de VNG) verbonden zich aan deze doelen. Enkele doelen werden ook vastgelegd in de Klimaatwet, de belangrijkste zijn:
- 49% minder CO2-uitstoot in 2030 ten opzichte van 1990.
- 95% minder CO2-uitstoot in 2050 ten opzichte van 1990.
De jaarlijkse publicatie van een Klimaat en Energieverkenning (KEV) is ook vastgelegd. Zie ook
- Klimaatakkoord: https://www.klimaatakkoord.nl/
- Klimaat en Energieverkenning: https://www.pbl.nl/publicaties/klimaat-en-energieverkenning-2019
- Rapportage Hernieuwbare Energie: https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2019/40/hernieuwbare-energie-in-nederland-2018
De meeste landen zullen hun 2020 doel halen, Nederland blijft echter opmerkelijk ver achter. Het energiegebruik stijgt in Nederland, het hernieuwbare aandeel groeit wel, maar te langzaam. De 14% is nog ver weg.
Dit geldt ook voor de CO2-reductie, het vastgestelde doel wordt niet gehaald.
De broeikasgasemissie in 2018 was 189,3 miljoen ton CO2 equivalenten, bijna 15% lager dan in 1990 (220 miljoen ton). De doelstelling voor 2020 ligt echter op 166 miljoen ton CO2equivalenten (25% reductie).
De in de EU afgesproken 14% hernieuwbare energie werd opgenomen in het regeringsbeleid. Het kabinet Rutte 2 (2012-2017) legde 16% vast in het regeerakkoord “Bruggen slaan”. Maar in 2013 werd in het Energieakkoord, dat de overheid met ruim 40 organisaties sloot, het doel bijgesteld naar 14%. De 16% werd aan 2023 gekoppeld.
Zie ook: https://www.ser.nl/nl/thema/energie-en duurzaamheid/energieakkoord
In de Energieagenda van minister Kamp werd een hoge ambitie voor de langere termijn vastgesteld: 37% in 2030. Het Klimaatakkoord van 2019 voegde er weer nieuwe ambities aan toe, die ook in de Klimaatwet werden opgenomen.
Energiegebruik en aandeel hernieuwbare energie Nederland periode 1990-2018.
Veel van het Nederlandse beleid dat werd ontwikkeld voor de energietransitie reageert op de afspraken die in de EU werden gemaakt. Een deel van het EU beleid is vastgelegd in Richtlijnen (in het Engels: directives). Deze directives beschrijven doelen die gehaald moeten worden binnen een vastgestelde termijn. Hoe de doelen gehaald worden is aan de landen zelf, maar het niet halen van de doelen geldt als een overtreding die bestraft kan worden.
In 2009 werd Renewable Energy Directive (RED) vastgesteld na jaren voorbereiding. Het hoofddoel was: 20% hernieuwbare energie in 2020 voor de EU als geheel. Elk land kreeg een vastgesteld en aanvaardbaar aandeel daarin. Bijvoorbeeld Zweden moest 50% halen in 2020, Nederland tekende voor 14% als doel. Ook was er een energiereductie en een CO2-emissiereductie doel.
Nederland vertaalde dit in eigen beleid. In 2007 kwam de regering met het Werkprogramma: Schoon en Zuinig. Daarin werd gesproken over 20% hernieuwbare energie en zelfs 30% werd als doel genoemd. Lagere overheden en bedrijven sloten convenanten waarmee ze zich verbonden aan Schoon en Zuinig; veel partijen, waaronder gemeenten, legden nog hogere ambities vast.
Het beleid in het kader van de energietransitie richtte zich op een andere energiehuishouding, gebaseerd op hernieuwbare energie én energiebesparing. Sinds 2017 ligt de nadruk meer op de klimaatdoelen, het energiebeleid is nu onderdeel van het klimaatbeleid. Veel doelen zijn vastgesteld in het Klimaatakkoord en een aantal ook in de Klimaatwet. Het opstellen van een Regionale Energiestrategie is onderdeel van de afspraken van het Klimaatakkoord. Lees hier verder wat de afspraken en verplichtingen zijn op bovenlokaal niveau.
Veel van het Nederlandse beleid dat werd ontwikkeld voor de energietransitie reageert op de afspraken die in de EU werden gemaakt. Een deel van het EU beleid is vastgelegd in Richtlijnen (in het Engels: directives). Deze directives beschrijven doelen die gehaald moeten worden binnen een vastgestelde termijn. Hoe de doelen gehaald worden is aan de landen zelf, maar het niet halen van de doelen geldt als een overtreding die bestraft kan worden.
In 2009 werd Renewable Energy Directive (RED) vastgesteld na jaren voorbereiding. Het hoofddoel was: 20% hernieuwbare energie in 2020 voor de EU als geheel. Elk land kreeg een vastgesteld en aanvaardbaar aandeel daarin. Bijvoorbeeld Zweden moest 50% halen in 2020, Nederland tekende voor 14% als doel. Ook was er een energiereductie en een CO2-emissiereductie doel.
Nederland vertaalde dit in eigen beleid. In 2007 kwam de regering met het Werkprogramma: Schoon en Zuinig. Daarin werd gesproken over 20% hernieuwbare energie en zelfs 30% werd als doel genoemd. Lagere overheden en bedrijven sloten convenanten waarmee ze zich verbonden aan Schoon en Zuinig; veel partijen, waaronder gemeenten, legden nog hogere ambities vast.
- Zie voor meer informatie over participatie de inspiratiegids participatie die in het kader van “Aan de slag met de Omgevingswet” gemaakt is: https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/participatieomgevingswet/participatie-per-fase/
- Zie voor verschillende mogelijkheden om financieel te participeren in duurzaamheidsprojecten: www.klimaatakkoord.nl/documenten/publicaties/2019/11/18/participatiewaaier
Het is veel makkelijker om mensen om tafel te krijgen voor een concreet project dan voor beleid dat voor de hele gemeente wordt gemaakt. De schaal waarop je mensen vraagt om deel te nemen is belangrijk voor de manier waarop je participatie vorm geeft. Gaat het om een concreet zonneveld op een bepaalde plek, dan is het relatief makkelijk. Dan zijn vooral goede simulaties en keuzemogelijkheden voor de landschappelijke inpassing of de mogelijkheid om financieel te participeren (zie handige links ) belangrijk. Gaat het om beleid voor de hele gemeente of zelfs de regio, dan is dat veel moeilijker. Hoe groter de schaal hoe meer objectieve informatie je met elkaar moet delen om noodzaak, urgentie, keuzemogelijkheden en consequenties in beeld te hebben.
Voordat participatie plaatsvindt moet duidelijk zijn welke mate van invloed de betrokken inwoners, ondernemers of partners hebben. De participatieladder laat zien welke niveaus van participatie er zijn. Dit kan variëren van een hele lichte rol waarin deelnemers worden geïnformeerd, naar een rol waarbij ze meebeslissen of zelfs mee-uitvoeren (cocreatie).
Alle doelgroepen
Voor het bereik van veel doelgroepen is inzet van verschillende middelen aan te raden (inloopavonden, informatieavonden, enquêtes, projecten op scholen, burgerpanels, benaderen van vertegenwoordigers van groepen zoals huurdersverenigingen, verenigingen voor dorpsbelang). Het is algemeen bekend dat desondanks bepaalde doelgroepen in participatieprocessen ondervertegenwoordigd zijn. Dit is zeker het geval als het onderwerp van participatie abstract is, zoals bij de energietransitie. Participatie bestaat altijd naast onze indirecte democratie. In aanvulling op participatie kan de raad zorgen voor contact met mensen, organisaties en instellingen die nog niet zijn aangehaakt. Stel deze partijen, van buiten het eigen netwerk, de vraag wat zij nodig hebben om hun bijdrage te leveren aan de energieopgave waar we voor staan.
In een participatieplan wordt minimaal duidelijk gemaakt:
- Welke inwoners, ondernemers, en partners te maken krijgen met het beleid en/of van belang zijn bij de realisering van de beleidsdoelen;
- Hoe en wanneer deze partijen worden benaderd en hoe gezorgd wordt dat alle doelgroepen zoveel mogelijk worden bereikt;
- Hoe en wanneer de raad een beeld kan krijgen of betrokken kan zijn bij de inbreng vanuit de samenleving.
Meer informatie over participatie? Kijk dan hier voor:
1.Vertaal de ambitie naar een scenario;
2.vertaal de onderdelen naar concrete grootheden;
3.Vertaal dat naar begrijpelijke eenheden;
4.Beoordeel dan de uitvoerbaarheid.
Meer informatie over de manier waarop we de hoeveelheid energie in beeld brengen? Lees meer over de gebruikte begrippen en eenheden.
BIJVOORBEELD
(op basis van een eerste energiemix van maart 2020 van Overmorgen):
- Ambitie
- Scenario
- Concreet
- Begrijpelijke eenheid wind
- Zon in ha
49% besparen in 2040
de rest voorzien met diverse systemen, waaronder zon en wind
444 TJ wind (A’karspelen)
17 windmolens van 3 MW
144 ha (visueel gemaakt)
575 TJ (T’diel)
22 windmolens van 3MW
202 ha.
Energie wordt uitgedrukt in eenheden als Calorie, kiloWattuur, Joule. In het energiebeleid worden vooral Wattuur en Joule naast elkaar gebruikt.
Deze zijn eenvoudig naar elkaar om te rekenen, want een Joule is gelijk aan een Wattseconde. Omdat een seconde 1/3600 deel van een uur is geldt: 1 Joule = 1 Wattseconde = 1/3600 Wattuur.
Andersom geldt: 1 Wattuur = 3600 Joule.
Bij grote hoeveelheden worden voorvoegsels gebruikt:
Systemen als windmolens of zonnevelden worden vaak uitgedrukt in het Vermogen met de eenheid Watt.
Omdat geldt: Energie = Vermogen * Tijd is uit te rekenen hoeveel vermogen nodig is om een bepaalde hoeveelheid energie op te wekken.
Een keer oefenen met deze begrippen en eenheden? Reken dan uit hoeveel windvermogen nodig is voor 444 TJ windopbrengst. Benieuwd naar het antwoord? Lees hier hoe je dat berekent.
Stap 1:
TJ uitdrukken in MJ
444TJ = 444.000.000 MJ
Stap 2:
MJ omrekenen naar MWh
444.000.000 / 3600 = 123,33 MWh
Stap 3:
123,33 MWh aan opbrengst omrekenen naar het vermogen (in MW) en aantal molens
In Fryslân kan worden uitgegaan van 2300 uren “volvermogen productie” . Dit is een waarde die volgt uit productiecijfers en de deling van opbrengst en vermogen: MWh/W/.
Uitgaande 2300 uren geldt: 123,33 MWh/ 2300 = 53,63 MW.
Uitgaande van molens van 3 MW zijn er ruim 17 molens nodig.
De gemeenten willen in 2040 “van het gas af” zijn. Wat betekent dat dan per jaar of per week?
Achtkarspelen: 12 000 woningen in 2040, 600 woningen per jaar, 12 per week
Tytsjerksteradiel: 13.800 woningen in 2040, 690 woningen per jaar, 13 per week
Stel bijvoorbeeld de opgave voor zonnevelden in de gemeente Achtkarspelen is in een energiemix bepaald op (144 ha – het bestaande veld in Buitenpost) = 132 ha in de periode tot 2040. Reken dit dan terug naar het aantal zonnevelden dat even groot is als het bestaande zonneveld in Buitenpost
132 ha is 11 keer het zonneveld in Buitenpost dat 12 ha groot is
Impressie van een zonneveld in het Noordelijke Woudengebied in combinatie met versterking van de paden- en elzensingelstructuur - Bron: eindrapport ateliers energie en ruimte H+N+S en Bügelhajema Adviseurs
Simulaties zijn een goed middel om de invloed van zonnepanelen, zonnevelden en windturbines vooraf in beeld te brengen. Gebruik simulaties om verschillende vormen van landschandschappelijke inpassing in beeld te brengen. Ook is het verstandig om simulaties te gebruiken voor landschapsonderzoek naar de gewenste onderlinge afstand en opstellingspatronen van zonnevelden en windturbines.
De energietransitie kan inwoners, ondernemers en instellingen ook veel opleveren. Denk aan social return, koppelkansen en werkgelegenheid.
Social return
Revenuen van een groot zonnedak, zonnevelden en/of windturbines kunnen (gedeeltelijk) terug vloeien naar de samenleving. Om een gelijk speelveld te scheppen voor commerciële partijen en energiecoöperaties kan gebruik worden gemaakt van een Tender voor bijvoorbeeld het oprichten van een maximum aantal ha zonneveld in een bepaalde periode. Hierbij kan “social return” een van de selectiecriteria zijn.
Zie ook www.klimaatakkoord.nl/documenten/publicaties/2019/11/18/participatiewaaier, voor verschillende vormen van financiële participatie.
Koppelkansen
Energieprojecten worden makkelijker uitvoerbaar als ze gekoppeld kunnen worden aan andere maatschappelijke opgaven. Bijvoorbeeld de realisering van landschappelijke versterking en recreatieve paden, of de combinatie van het aanleggen van waterberging met zonne-energie.
Werkgelegenheid
De energietransitie levert veel werk op. De ondergrondse infrastructuur moet worden aangepast, gebouwen moeten worden geïsoleerd, er is veel installatiewerk te verwachten. Zorg dat het werk ook zoveel mogelijk door de regio wordt gedaan. Stimuleer onderwijs en bedrijfsleven om zich daarop voor te bereiden en spreid de energietransitie voor zover mogelijk opdat vraag en aanbod in balans blijven.
begrippen
Het is belangrijk om goed af te spreken wat met begrippen wordt bedoeld. Hierna worden twee voorbeelden gegeven van eenvoudige begripsverklaringen voor energieneutraal en CO2-neutraal of Klimaatneutraal:
Energieneutraal betekent dat het energiegebruik binnen een project of in een gebied gelijk is aan de hoeveelheid duurzame energie die binnen de projectgrens (of het gebied) wordt opgewekt of die op basis van externe maatregelen aan het project (of het gebied) mag worden toegerekend.
CO2-neutraal of klimaatneutraal:
Een gebied is CO2-neutraal (ook wel: klimaatneutraal) als er op jaarbasis géén netto uitstoot van broeikasgassen nodig is voor de activiteiten in het gebied. Dit betekent dat de broeikasgasemissie gelijk is aan de hoeveelheid broeikasgassen die binnen het gebied wordt vastgelegd, opgeslagen of gecompenseerd en die aan het gebied worden toegerekend.
Ervan uitgaande dat bij duurzame energie geen broeikasgassen worden uitgestoten, mag worden gesteld dat een energieneutraal gebied ook klimaatneutraal is.
klimaatmonitor
De klimaatmonitor is op dit moment een veel gebruikte bron om informatie te verkrijgen over energieverbruik, de verdeling daarvan over verschillende doelen, het aandeel hernieuwbare energie en de CO2-uitstoot. Een probleem dat wordt ervaren is dat kleinere projecten zoals zonne-energie op individuele daken niet worden geregistreerd. Ook is de datering van de gegevens van de Klimaatmonitor (2016/2017) niet heel up tot date. Raadsleden en hun gemeenten kunnen aandringen bij het Rijk om deze landelijke voorziening te verbeteren. Belangrijk daarbij is dat netbeheerders gegevens mogen en kunnen aanleveren over decentrale opwekking van hernieuwbare energie. Zie ook https://klimaatmonitor.databank.nl/dashboard/
Hieronder valt informatievoorzieningen, werken aan bewustwording, bieden van kennis, etaleren van goede voorbeelden, het coachen en begeleiden van initiatiefnemers en het ondersteunen en stimuleren van scholing (bijvoorbeeld voor de bouw- en installatiebranche).
Hierbij horen subsidies en hulp bij voorfinancieringen. Deze middelen kan je strategisch inzetten. Bijvoorbeeld door vooral of als eerste de besparing van energie te stimuleren. En door het ondersteunen van duurzaamheidsinitiatieven die als katalysator kunnen werken.
Samenwerking met partners zoals de Woningcorporaties of bedrijvenverenigingen.
- Dereguleren Je kan duurzaamheidsinitiatieven onder voorwaarden vergunningvrij maken. In dat geval zijn ze legesvrij en snel te realiseren (Zie voor een voorbeeld www.planvoordezon.nl).
- Regels stellen Je kan door regels zorgen dat nieuwe situaties zo duurzaam mogelijk worden gerealiseerd (bijvoorbeeld het opleggen van een verplichting om daken van gebouwen meervoudig te kunnen gebruiken (voor zon, vegetatie)).
- Handhaven Bedrijven moeten op basis van de wet al veel doen. Voor veel inrichtingen die vallen onder het Activiteitenbesluit zijn duurzaamheidsmaatregelen die zich binnen vijf jaar terugbetalen verplicht om uit te voeren. Je kan in overleg met bedrijven aandringen op het voldoen aan deze eisen. Zo nodig is handhaving mogelijk.
Geef sturing in de warmtevisie. Betrek transport en mobiliteit bij locatiekeuzes voor bedrijven, voorzieningen en woningen. Benut het inkoopbeleid en concessies voor het open vervoer voor het verduurzamen hiervan.
omgevingsvisie
De klimaatmonitor is op dit moment een veel gebruikte bron om informatie te verkrijgen over energieverbruik, de verdeling daarvan over verschillende doelen, het aandeel hernieuwbare energie en de CO2-uitstoot. Een probleem dat wordt ervaren is dat kleinere projecten zoals zonne-energie op individuele daken niet worden geregistreerd. Ook is de datering van de gegevens van de Klimaatmonitor (2016/2017) niet heel up tot date. Raadsleden en hun gemeenten kunnen aandringen bij het Rijk om deze landelijke voorziening te verbeteren. Belangrijk daarbij is dat netbeheerders gegevens mogen en kunnen aanleveren over decentrale opwekking van hernieuwbare energie. Zie ook https://klimaatmonitor.databank.nl/dashboard/
Voor de doorvertaling van de RES is in de eerste plaats de Omgevingsvisie van belang. Dit is een visie op hoofdlijnen. Gemeenten zijn verplicht een Omgevingsvisie op te stellen. Het streefjaar voor vaststelling van de Omgevingsvisie is 2024. Bij vaststelling kan de gemeenteraad bepalen hoe de implementatie gebeurt (met welk tempo bijvoorbeeld en in welke volgorde). De Omgevingsvisie kan op de momenten dat de gemeenteraad dat wil worden aangepast/geactualiseerd worden. Ook de RES kent een regelmatige actualisering namelijk eens per twee jaar.
De klimaatmonitor is op dit moment een veel gebruikte bron om informatie te verkrijgen over energieverbruik, de verdeling daarvan over verschillende doelen, het aandeel hernieuwbare energie en de CO2-uitstoot. Een probleem dat wordt ervaren is dat kleinere projecten zoals zonne-energie op individuele daken niet worden geregistreerd. Ook is de datering van de gegevens van de Klimaatmonitor (2016/2017) niet heel up tot date. Raadsleden en hun gemeenten kunnen aandringen bij het Rijk om deze landelijke voorziening te verbeteren. Belangrijk daarbij is dat netbeheerders gegevens mogen en kunnen aanleveren over decentrale opwekking van hernieuwbare energie. Zie ook https://klimaatmonitor.databank.nl/dashboard/
Het Omgevingsplan is de vervanger van het bestemmingsplan. De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente een Omgevingsplan vast. Dit moet voor 1 januari 2029 gebeuren. De reikwijdte van een Omgevingsplan strekt verder dan die van het bestemmingsplan. Het Omgevingsplan is gericht op de fysieke leefomgeving en omvat ook (delen van) verordeningen. Het afschaffen van regels of het toevoegen van regels met het oog op de energietransitie is goed mogelijk. Een van de doelen van de Omgevingswet is namelijk het tegengaan van klimaatverandering.
De klimaatmonitor is op dit moment een veel gebruikte bron om informatie te verkrijgen over energieverbruik, de verdeling daarvan over verschillende doelen, het aandeel hernieuwbare energie en de CO2-uitstoot. Een probleem dat wordt ervaren is dat kleinere projecten zoals zonne-energie op individuele daken niet worden geregistreerd. Ook is de datering van de gegevens van de Klimaatmonitor (2016/2017) niet heel up tot date. Raadsleden en hun gemeenten kunnen aandringen bij het Rijk om deze landelijke voorziening te verbeteren. Belangrijk daarbij is dat netbeheerders gegevens mogen en kunnen aanleveren over decentrale opwekking van hernieuwbare energie. Zie ook https://klimaatmonitor.databank.nl/dashboard/
Het Omgevingsplan is de vervanger van het bestemmingsplan. De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente een Omgevingsplan vast. Dit moet voor 1 januari 2029 gebeuren. De reikwijdte van een Omgevingsplan strekt verder dan die van het bestemmingsplan. Het Omgevingsplan is gericht op de fysieke leefomgeving en omvat ook (delen van) verordeningen. Het afschaffen van regels of het toevoegen van regels met het oog op de energietransitie is goed mogelijk. Een van de doelen van de Omgevingswet is namelijk het tegengaan van klimaatverandering.
De Omgevingswet kent tevens het instrument Programma. Het Programma onder de Omgevingswet is bedoeld om ambities voor omgevingswaarden op een programmatische manier aan te pakken. Dit wil zeggen dat een nulmeting plaatsvindt, dat een doel wordt geformuleerd, een planning wordt gemaakt en wordt voorzien in monitoring. Als een gemeente niet voldoet aan een wettelijk bepaalde milieunorm, dan geldt een verplichting om een Programma op te stellen. Als een gemeente zelf een bepaalde ambitie heeft kan zij ook een vrijwillig Programma opstellen. Het Programma is de verantwoordelijkheid van het College van Burgemeester en Wethouders. Door monitoring verplicht B&W zich om verantwoording af te leggen over de manier waarop de programmatische doelen worden gehaald.
De energietransitie is een van de onderwerpen waarvoor gemeenten desgewenst een formeel programma kunnen opstellen.
Categorieën van vergunningaanvragen
De klimaatmonitor is op dit moment een veel gebruikte bron om informatie te verkrijgen over energieverbruik, de verdeling daarvan over verschillende doelen, het aandeel hernieuwbare energie en de CO2-uitstoot. Een probleem dat wordt ervaren is dat kleinere projecten zoals zonne-energie op individuele daken niet worden geregistreerd. Ook is de datering van de gegevens van de Klimaatmonitor (2016/2017) niet heel up tot date. Raadsleden en hun gemeenten kunnen aandringen bij het Rijk om deze landelijke voorziening te verbeteren. Belangrijk daarbij is dat netbeheerders gegevens mogen en kunnen aanleveren over decentrale opwekking van hernieuwbare energie. Zie ook https://klimaatmonitor.databank.nl/dashboard/
Het Omgevingsplan is de vervanger van het bestemmingsplan. De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente een Omgevingsplan vast. Dit moet voor 1 januari 2029 gebeuren. De reikwijdte van een Omgevingsplan strekt verder dan die van het bestemmingsplan. Het Omgevingsplan is gericht op de fysieke leefomgeving en omvat ook (delen van) verordeningen. Het afschaffen van regels of het toevoegen van regels met het oog op de energietransitie is goed mogelijk. Een van de doelen van de Omgevingswet is namelijk het tegengaan van klimaatverandering.
De Omgevingswet kent het principe van vergunningaanvragen voor een Omgevingsplan Activiteit (OPA). Dit is een activiteit die effect heeft op de fysieke leefomgeving. In het Omgevingsplan wordt bepaald voor welke activiteiten een vergunning nodig is. Dit wordt de binnenplanse OPA genoemd. Voor vergunningaanvragen die niet in het Omgevingsplan passen wordt het begrip buitenplanse OPA gebruikt. De gemeenteraad speelt in principe geen rol bij buitenplanse vergunningaanvragen. Deze zijn onder de Omgevingswet automatisch gedelegeerd aan Burgemeester en Wethouders. Alleen voor zover de gemeenteraad vooraf categorieën aanwijst waarover zij wil adviseren, speelt de gemeenteraad wel een rol. In die gevallen is het advies van de gemeenteraad bindend. Delegatie levert het voordeel van slagkracht. Aanwijzen van categorieën kan door de gemeenteraad worden ingezet als de gemeenteraad deze gevallen als buitengewoon gevoelig beoordeeld.